T(inie) Holstege is de dochter van Johan Holstege, Heer meubelmaker/ stoffeerder bij meubelfabriek L.O.V. 1924- 1935.
Herman Holstege en Bart (Lambertus Albert) Holstege zijn ooms van Tinie Holstege en eveneens meubelmakers/ stoffeerders. Paul van de Berg was ook een oom en meubelmaker.

Het verhaal van Tinie.
Begin 2017 start de mailcorrespondentie met Paul, de zoon van Tinie. Hij had een artikel gelezen in de Schoutambt en Heerlijkheid over L.O.V. en was op zoek naar verzamelaars van L.O.V. meubelen. Paul: “Mijn opa heeft volgens mij slechts enkele jaren bij het LO.V. gewerkt, maar was tot aan zijn dood lovend over de fabriek en de directeur Gerrit Pelt. Als rasechte socialist was het voor mijn opa het summum. Hij is eind jaren ’80 , begin jaren ’90, daarover nog geïnterviewd voor het programma van Gewest tot Gewest. Er waren in die jaren ook nog veel familieleden met meubelen van L.O.V. Ik vrees dat het meeste echter verloren is gegaan. Mijn moeder vroeg mij op zoek te gaan naar nazaten. Leve het internet, zo snel reeds. Neemt u gewoon even contact op met haar op. Zij woont nog steeds in Oosterbeek en zal het geweldig vinden”.

Het welkom van Tinie en haar man is hartelijk en snel zitten we met een kopje thee in de knusse woonkamer. Er ligt op tafel een krantenartikel uit 1991. “Deze heeft een vriendin bewaard”, ligt Tinie toe. De kop boven het artikel luidt: ‘Gerrit Pelt was een echte Sinterklaas’. Van mijn oom, een kleinkind van Gerrit Pelt,  hoorden we het verhaal dat hij en zijn broers als kind nooit hebben geweten dat hun Sinterklaas hun eigen opa was.

Ook worden we direct gewezen op een lijmpotje dat op een brandertje  op een prominent plaatsje in de kamer staat. “Dat is het enige wat ik nog heb en mij herinnert aan het werk van mijn vader bij de meubelmakerij. We hebben geen meubelen meer, maar Joop, de dochter van Bart, heeft nog een mooie eethoek. Zij is 89 en woont in Schiedam”. We hebben een telefoonnummer gekregen en beloofden haar te zullen bellen. “Dat moeten jullie zeker doen, want ze heeft nog meer verhalen dan ik. Ze is ook ouder en weet uit die tijd nog veel te herinneren”. “Heb ik u niet al eens ontmoet?” ik bevestigde dat dit het geval is en noem de plaats waar dat is geweest nl. in het Volkshuis bij een lezing van de Stichting Heemkunde. “U lijkt op uw tante Doedie. Heeft u haar wel eens ontmoet? Zij woonde haar hele leven in Oosterbeek en is 8 april 2015 overleden”.

We hebben oude foto’s meegenomen en wanneer Tinie een van de foto’s  van de werknemers ziet, zegt ze meteen:”Dat is mijn vader, die man met die grote kuif”. En vervolgens worden de diverse namen genoemd van de mannen die op de foto staan en de daarbij behorende verhalen. Mijn vader heeft van Herman Eimers het vak geleerd.

Met de foto’s komen nog meer herinneringen boven zoals het donkergroene linoleum dat op de grond lag met daarop een oranje kleed met een zwarte rand. Ook dat was door L.O.V. ontworpen. We vertelden dat we een PTT bank hebben overgenomen waarop kussens liggen die ook gemerkt zijn met het huismerk van L.O.V. ” Toen mijn ouders wilden trouwen vroeg mijn vader aan Gerrit Pelt of dat wel kon. Er was in die tijd maar beperkte werk gelegenheid te vinden in de omgeving waar je woonachtig bent. Tegenwoordig kan je overal heen met de auto, maar dat was toen niet het geval. Wanneer je voor een andere baan koos, was een verhuizing vaak het gevolg. Gerrit Pelt stelde mijn vader gerust, maar dat viel achteraf wel wat tegen toen de fabriek gesloten werd. Mijn ouders hebben toch besloten om te gaan trouwen.

Wanneer de fabriek dicht gaat krijgen de werknemers meubelen mee. Sommigen hebben de meubels wit geverfd. Na de sluiting van de fabriek groeide het aantal werklozen snel en ook velen verhuisden naar andere plaatsen zoals Rotterdam”.

Bart verhuisde naar Schiedam toen hij daar werk kreeg. Dat gebeurde in die tijd omdat er weinig vervoer was zoals dat tegenwoordig het geval is en iedereen een auto heeft. ‘Mijn familieleden zijn nooit echte stadsmensen geworden”. Even is het stil. “Karin Gaillard zegt dat er sprake was van liquidatie. Dat was geenszins het geval. Alles is keurig afgehandeld. Iedereen was blij met een baas als de heer Pelt”. Enige felheid klinkt in haar stem. “Mijn moeder maakte bruidskleding voor Gerzon en mijn vader was stoffeerder en zo hebben zij besloten een manufacturenwinkel op te zetten aan de Benedendorpseweg. Gerrit Pelt en zijn vrouw kwamen daar ook. En wanneer mevrouw Pelt aan het winkelen was, ging de heer Pelt in een hoekje aan een tafel zitten en las de door hem zelf meegenomen krant. ‘De Waarheid’ “. Een glimlach verscheen op haar gezicht.

“Ik ken ook een mevrouw Mispelblom Beyer. Ze woonde aan de Wolfhezerweg”. Bij navraag blijkt dat zij de vrouw van een broer van mijn opa H.J. Mispelblom Beyer, Wim te zijn.
“Mijn vader is altijd een vakman gebleven. Zo voelde hij een keer aan een kapstok, alsof hij wilde zeggen: ‘Dat is vakwerk’ “.

Dat hij van zijn werk hield, blijkt ook uit het volgende verhaal: “De olie waarmee we ons eten konden klaarmaken, werd in de oorlog in het geheim geperst. Toen de Duitsers kwamen en de huizen binnendrongen,  hebben ze de olie over de meubelen uitgestrooid. Alles was onder gespetterd. Mijn vader was een echte vakman met liefde voor zijn werk en is begonnen om al deze meubelen weer vrij te maken van de olie. Het resultaat was prachtig, alsof ze weer nieuw waren.

Toen in 1991 de tentoonstelling was naar aanleiding van het onderzoek van Karin Gaillard, is er nog een reünie geweest van de werknemers van L.O.V.. Daar hebben we een film van en zullen we voor jullie opzoeken. Mijn vader heeft ook meegedaan aan het programma van Gewest tot Gewest dat in 1991 uitgezonden is en ook zijn mijn ouders door Karin Gaillard benaderd i.v.m. haar onderzoek. Je kan wel zeggen dat mijn ouders een bewogen leven hebben gehad”.

Voorjaar 2017
Paul berichtte ons dat de videobanden gevonden waren. We maakten een afspraak voor een volgend bezoek. De banden mogen we lenen en hebben deze om laten zetten op DVD . Tinie vond het jammer dat we de banden niet konden zien,  maar wanneer de DVD’s klaar waren, moesten we snel weer komen om samen de films te bekijken: “Dan kan ik jullie vertellen wie er allemaal opstaan”.

Tijdens dit bezoek ligt op de tafel een boekje met de bovenkant naar beneden. “Ik kan die foto niet zien, ik vind hem zo afschuwelijk” legt ze uit. Het boekje getiteld Herman Holstege, een Oosterbeekse verzetsheld (1903-1941), beschrijft het verhaal van haar oom en is door Ron Wenting en Cees Holstege geschreven.  “Herman is ook in dienst van L.O.V. geweest als meubelstoffeerder. In die tijd was hij nog zoekende wat bij hem past. Hij heeft eerst even gewerkt bij L.O.V., is daarna naar Brussel gegaan, om vervolgens weer terug te keren en is opnieuw aangenomen bij L.O.V.” , aldus Tinie. “In de oorlog heeft hij in het verzet gezeten en is op een afschuwelijke wijze om het leven gekomen tijdens een dagen lang durend verhoor in de Scheveningse gevangenis. Hij was 37 jaar”.


Samenvatting aantekeningen van Karin Gaillard
Op 28 mei 1980 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Karin Gaillard en de heer en mevrouw Holstege sr.

De heer (Johan) Holstege is in 1924 als stoffeerder bij L.O.V. in dienst gekomen en heeft er tot de sluiting van de fabriek bij L.O.V. gewerkt: “De L.O.V. fabriek was zijn tijd ver vooruit zowel op het gebied van ontwerpen als op het gebied van de sociale voorzieningen. Het uurloon was 10 cent hoger dan het uurloon in Amsterdam. Er waren 8 uur durende werkdagen en de vakantiedagen werden uitgebreid van 3 naar 8 dagen per jaar. Daarnaast zouden de werknemers aandelen krijgen, maar daarvoor moest eerst winst gemaakt worden. In de tijd dat de ik er werkte was de bloeitijd min of meer voorbij”, aldus de heer Holstege.

Ook blijkt uit het gesprek met Karin dat de heer Holstege wel kritiek had op hoe zaken gingen: “Het leek wel of de werknemers niet door hadden hoe goed ze het hadden. Ondanks dat we in een crisistijd leefde, konden ze goed ‘lijntje trekken’, dat hield in dat er langzaam gewerkt werd en vooral wanneer de leiding niet sterk genoeg optrad. Wanneer de heer Pelt er niet was, lagen de machines vaak stil” .

Wanneer ik het verslag door lees worden de bedrijfsleiders ook genoemd. De heer Holstege vond deze wat slap: “De heer Berends, de chef werkmeester, was geen organisator en niet streng genoeg. Maar hij was wel een erg handige en goede man. Tijdelijke mede directeuren en technische leiders hadden weinig in te brengen. De heer Pelt was duidelijk de baas, een soort generaal. Wanneer hij verscheen had men veel ontzag voor hem”.

Over de heer Pelt was hij vol lof. “De heer Pelt was bijzonder sociaal bewogen. Hij zat ook in de reclasseringscommissie. Hij wilde de meubelmakers, die vaker beter ontwikkeld waren, dan mensen die andere beroepen uitoefenden, op een hoger leefniveau brengen. Dat de werknemers in eigen huizen woonden en gebruik konden maken van het badhuis en een bibliotheek, werd door de inwoners van het dorp Oosterbeek anders gezien. Voor hen waren het ‘verwaande mensen’.  Onder de werknemers zelf was de sfeer goed. Ze waren van verschillende politieke gezindten en het leek soms wel een ‘vrijgevochten bende’. Het contact tussen het uitvoerend personeel en de ontwerpers was er nauwelijks en met name wanneer het zogenaamde losse ontwerpers waren. Deze konden hun ontwerp door L.O.V. laten uitvoeren wanneer het was goedgekeurd. Ook waren er personeelsvergaderingen, maar daar kwam niet zoveel uit”. Volgens de heer Holstege zou de meubelfabriek L.O.V. ook niet geregistreerd staan in het Handelsregister, wat hij zich goed kon voorstellen omdat het typisch een fabriek was die op zichzelf wilde werken.

Wanneer het gesprek gaat over zijn vak stofferen, vertelde de heer Holstege hier enthousiast over: “De stoffen die voor het bekleden van de meubels werden gebruikt waren meestal manchester stoffen. Ze werden door de textielfabrieken van Heek en Co en van Dam geleverd.  Zelden werden er kopspijkertjes gebruikt, maar galonnetjes ( bandjes) toegepast voor de afwerking. Soms deed men wel 2 ½ uur over een zitting van een stoel en dit vond ik te lang en wilde het terugbrengen naar een half uur. Dus kwam ik op het idee om rubberen plaatjes te gebruiken, maar dat keurde de directie niet goed.

In het begin vond ik de meubels helemaal niet mooi. Ze waren veel te rechtlijnig en te strak, Later kon ik er wel aan wennen. De typische arbeidersmeubels bestonden vaak uit rare modellen, die erg beroerd zaten, ook wel logisch daar de stof op een triplexplaatje werd aangebracht. Op voorraad werken was er nauwelijks bij. Toen de fabriek dicht ging, vertrokken veel meubelmakers naar Rotterdam om bij de scheepsbouw te gaan werken. Ook mijn broer Bart verhuisde naar Schiedam”.

Slot:
Het huis van de familie Holstege was in 1980 nog ingericht met meubelen van L.O.V.. Deze bestonden uit een eetkamer- en slaapkamerameublement. “Vroeger hebben we nog twee crapauds gehad. Daar zijn er maar drie van gemaakt. Ook de tekeningen zijn vernietigd. Dat ging in die tijd zo. Vooral wanneer men vond dat er voldoende van een bepaald model gemaakt waren of wanneer een eigenaar daarom vroeg”. Zoals we al van Tinie hebben vernomen zijn geen van de meubels meer in hun bezit.

Bron: verslag Karin Gaillard d.d. 28 mei 1980
Bron: gesprekken in 2017 met Tinie Holstege (1933)