De Oosterbeekse meubelfabriek was niet alleen populair bij de Sociaal-Democratische zuil, maar hun producten vonden hun weg naar het grootkapitaal. Dat bewijst de commissie van de Rotterdamse reder Goudriaan voor zijn eigen woonhuis, waarvan de correspondentie bewaard is gebleven.
Albert Johan Marie Goudriaan (1871-1945) was directeur en grootaandeelhouder van de bekende Rotterdamse rederij Van Nievelt, Goudriaan & Co. Deze rederij was in 1905 opgericht door de jonge ondernemers H.A. van Nievelt en A.J.M. Goudriaan en had sindsdien een onstuimige groei doorgemaakt; het ene na het andere schip werd door Goudriaan gebouwd. Binnen twintig jaar hoorde hij tot de vermaarde ‘havenbaronnen’ die niet alleen zakelijk succesvol waren, maar ook een groot sociaal hart toonden voor het personeel en de Rotterdamse bevolking.
Vooral tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Nederland neutraal bleef, maakten de rederijen enorme winsten met de riskante maar uiterst lucratieve zeetransporten. Vanaf 1917 werden de schepen van Nigoco geconfisceerd door de Nederlandse en Amerikaanse overheden, waardoor Goudriaan tegen zijn zin in tot nietsdoen veroordeeld was. Goudriaan en zijn gezin hadden echter allen een kunstzinnig aanleg. De reder nam vanaf 1917 nadrukkelijk de rol op zich als mecenas van het culturele leven in Rotterdam en van enkele kunstenaars. Hij was onder andere lid van de Rotterdamse Kring, een gezelschap van ondernemers, kunstenaars en intellectuelen en nam zitting in de Raad van Bestuur van het Museum Boymans en Het Rotterdamsch Toneel.
In kunsthistorische kringen is de naam van Goudriaan enigszins bekend gebleven als mecenas van de bekende metaalkunstenaar Jan Eisenloeffel. (1876-1952). Tussen 1918 en 1929 bestelde de reder een hele reeks uiterst kostbare lichtkronen en andere voorwerpen, waarvan de grote zakkroon De optocht der jaargetijden als een hoogtepunt geldt van Nederlandse toegepaste kunst rond 1920. De woning van de Goudriaans werd dan ook eens omschreven als een ‘Eisenloeffelmuseum’
Goudriaan bouwde niet alleen graag schepen, maar ook huizen. Zo liet hij door de bevriende architect en buurtgenoot Willem Kromhout (1864-1940) het kantoor bouwen van de Scheepvaartvereniging Zuid, een fantasievol ontwerp in de vorm van een schip. In 1917 kon de reder aan de Rotterdamse goudkust Kralingen de hand leggen op het oude landgoed Ypenhof, en niet lang daarna op het aangrenzende landgoed ’s Gravenhof. Daarmee snaaide Goudriaan 9 hectare grond weg voor de neus van de gemeente, die voor dit terrein eigenlijk al een stadsuitbreidingsplan had klaarliggen. Hij liet twee fraaie villaontwerpen maken door Kromhout, maar de bouwplannen werden uiteindelijk nog tien jaar uitgesteld.
In 1928 was met veel overleg het definitieve ontwerp gereedgekomen. Het werd een reusachtig landhuis met een rieten kap, waaraan een tweede kleinere villa was gekoppeld. Ook werd er een portierswoning en woningen voor het personeel gebouwd. Het exterieur, interieur en tuinaanleg werden tot in de puntjes op elkaar afgestemd zodat er sprake was van een waar Gesammtkunstwerk. Behalve de kunstwerken van Eisenloeffel vond men er ook meubilair van Kromhout, gebrandschilderde glas-in –lood vensters van de Haarlemse glazenier Willem Bogtman, een lamp van Gispen -en een slaapkamerameublement van Labor Omnia Vincit.
Terwijl de bouw van villa Ypenhof in januari 1929 volle gang was, ontving de L.O.V een schrijven van Kromhout’s Chef de Bureau Stokla waarin gevraagd werd om informatie op te sturen over meubilair dat door de fabriek werd vervaardigd, alsmede stalen voor bekledingsstoffen. Gerrit Pelt moet zeer opgetogen geweest zijn over deze aanvraag. Hij stuurde niet alleen het gevraagde materiaal toe, maar bood in een begeleidende brief eveneens aan dat hijzelf, of zijn chef-ontwerper Jan Muntendam, naar Rotterdam af zou reizen om een en ander te mogen toelichten. Het zal door ons bijzonder op prijs worden gesteld indien deze zending aanleiding mag geven nader met ons in relatie te willen treden, schreef Pelt.
Nu, dit was het geval want in minder dan een week was een afspraak gemaakt op Goudriaans kantoor aan de Veerhaven. Daar werden de eerste wensen besproken die vervolgens door Muntendam werden uitgewerkt. Drie weken later stuurde Pelt opnieuw een brief, waarin hij meldde dat Muntendam het project voor de slaapkamerinrichting in gereedheid had gebracht. Gevraagd werd wanneer de reder de heer Muntendam kon ontvangen. Goudriaan kon desgewenst ook in Oosterbeek het project bespreken omdat hij dan verschillende modellen zou kunnen zien. Afgesproken werd dat het projectvoorstel naar Rotterdam werd opgestuurd waarna op de zaak teruggekomen zou worden.
Daarna nam het project een andere wending. Goudriaan had namelijk voor de bovenverdieping de Rotterdamse binnenhuisarchitect Jan Gompertz (1887-1963) in de arm genomen die hij vijf jaar eerder al had geholpen met het verstrekken van een lening om het Kunstnijverheidhuis De Distel op te richten. Ook nu bleek Goudriaan als mecenas op te treden door hem opdachten te gunnen om het huis in te richten. Er werd telefonisch medegedeeld dat niet Muntendam, maar Gompertz een slaapkamerontwerp zou leveren die dan door de L.O.V. zou worden uitgevoerd. Daarna bleef het wekenlang stil zodat Oosterbeek een enigszins bezorgde brief verstuurde waar het speciale ontwerp bleef; men maakte zich zorgen in verband met de afgesproken leveringstijd. Goudriaan reageerde prompt en liet onmiddellijk door Gompertz het ontwerp en een aanvraag voor een prijsopgave de deur uitgaan. Er werd snel overeenstemming bereikt en een week later , op 14 maart 1929, dankte Pelt voor de spoedige overmaking van de factuur. De kosten voor de uitvoering van de slaapkamer (en aangrenzende kleedkamer) bedroeg maar liefst 6.301, 50 gulden. Hier bovenop kwam ook het honorarium voor het ontwerp van Gompertz van bijna 300 gulden.
Te oordelen aan de hoge kosten moet het ameublement prachtig geweest zijn, vervaardigd met kostbare materialen. Hoe de slaapkamer eruit heeft gezien, is helaas niet meer bekend want na het overlijden van mevrouw Goudriaan in 1959 is het ameublement geveild.
Villa Ypenhof wachtte daarna nog een veel triester lot. De nazaten van Goudriaan zette op Ypenhof met verve de familietraditie voort met het organiseren van huisconcerten en andere culturele activiteiten. Maar vanaf de jaren zeventig was de villa in kamers verhuurd en het achterstallig onderhoud nam schrikbarende vormen aan. Nadat Ypenhof begin jaren’80 was verkocht, vond Goudriaans villa in 1985 een roemloos einde door brandstichting. De naam, vijverpartij en de portierswoning aan de ‘s-Gravenweg zijn nu nog de enige getuigen van het eens zo fraaie Gesammtkunstwerk.
Frederik Erens,
april 2014.