Op 4 augustus 2020 is op 94 jarige leeftijd Frederik Mispelblom Beyer overleden.
Erik, we mochten geen oom zeggen, was een van de drie kleinkinderen van Gerrit en Berendina Pelt- de Vletter en de jongste zoon van Hendrik Jan Mispelblom Beyer en Johanna (Jo) Catherina Pelt. Erik was altijd vol levenslust, wilde graag 100 jaar worden, maar zei ook meteen en nadat hij deze wens had uitgesproken: ‘ Maar ik beloof niets’.
Erik heeft een actieve rol gespeeld bij de voorbereidingen van de tentoonstelling welke in mei 2020 zou plaatsvinden. Hij keek hals reikend uit naar deze tentoonstelling waar hij ook een actieve rol in wilde vervullen door niet alleen aanwezig te zijn, maar zich ook te laten interviewen door Karin Gaillard.
Tot ruim een week voor zijn overlijden heeft hij de teksten van de panelen nog voorzien van zijn prachtige op-en aanmerkingen.
Sinds de oprichting van de Stichting was Erik altijd vol lof dat we dit met elkaar hebben opgezet en er ook veel belangstelling voor de meubelfabriek L.O.V. is blijven bestaan. Voor ons is hij altijd een grote stimulans geweest.
Ook kregen we de nodige informatie over zijn opa, Gerrit Pelt, en het einde van de meubelfabriek in 1935 en uiteraard ook over zijn moeder Jo Pelt, die na een huwelijk van 5 jaar, ging scheiden en als alleenstaande vrouw met drie kinderen haar leven heeft weten in te vullen. Voor die tijd een niet geringe taak.
De meubelen die in zijn ouderlijk huis stonden, zijn de meesten gefabriceerd door de L.O.V. en ook na de liquidatie werden meubelen, die nog in opslag stonden in de fabriek verkocht en verdeeld. De meeste meubelen zijn niet voorzien van het bekende plaatje.
Wanneer wij inzage krijgen in oude fotoboeken, herkennen we enkele meubelen op de foto’s in hun oorspronkelijke setting. In dit artikel geven we enkele voorbeelden.
Eén verhaaltje.
Wanneer we een bezoek brachten aan oom, namen wij ook oude foto’s mee uit zijn jeugd. Foto’s die we in de albums van onze vader, zijn oudste broer, hebben gevonden. We wilden graag weten wie er op de foto’s stonden. Vaak leverde dit weer mooie verhalen op en dus ook over zijn opa en oma. Zowel de sociale kanten als de wat strengere kanten kwamen aan de orde. De familiefeestjes die werden georganiseerd, de kar met kersen die tot aan de deur bezorgd werden. Zijn rol en betrokkenheid bij gevangenen, tot aan het bestek dat door zijn oma zelf gewassen werd aan tafel nadat ze gegeten hadden, in een bakje met water dat door het ‘meisje van de keuken’ op tafel was klaar gezet.
Tijdens een van onze bij-praatmomenten vertelde Erik dat hij nog een tafeltje had en vulde aan: ‘Maar daar is nog wel een kleine reparatie voor nodig!’. We werden nieuwsgierig. Hij vroeg of Geert met hem mee naar boven wilde om het tafeltje op te halen. Het lag ergens tussen andere spullen opgeslagen. Ondertussen zette ik de kopjes klaar voor een volgend kopje thee.
Ondanks de waarschuwing van oom over de staat van het tafeltje en wat we te zien zouden krijgen, schrokken we wel: het tafeltje was veranderd in een soort bouwpakket. Het blad was in drie stukken verdeeld. Daarop lagen de vier poten, waarvan er eentje afgescheurd leek te zijn. De houten verbindingen zaten er hier en daar nog wel aan, maar voor de zekerheid kregen we nog een los blokje mee. ‘Dat zal er wel bij horen’.
‘Is dit nog te repareren?’ Erik keek ons vragend aan met in zijn ogen de bekende twinkeling, ‘Of kan ik dit allemaal maar meteen in de kachel stoppen?’ Wij kozen voor de positieve insteek en stelden hem voor de onderdelen bij een meubelmaker te brengen. Dat was goed.
Binnen enkele dagen kregen we een offerte van een meubelmaker. Reparatie bleek nog mogelijk en oom ging akkoord met de prijs en na twee weken brachten we het tafeltje terug. Bijna als nieuw!
Ook Erik was bijzonder tevreden en vol bewondering keek hij naar het eindresultaat. Sindsdien deed het tafeltje weer dienst en heeft nog vele jaren tussen twee stoelen in zijn woonkamer gestaan.
Na zijn overlijden zijn het tafeltje en andere meubelstukken aan ons overgedragen. De boekenkast met de glazen ramen in de deuren, die ik nog uit mijn jeugd ken toen we bij oma (Jo) logeerden, wordt nu gevuld met het archief van de Stichting dat we aan het opbouwen zijn. We denken dat Erik dat prachtig gevonden zou hebben.
We horen hem nog zo vaak zeggen: ‘Wij zijn blij dat de meubelfabriek van mijn opa nog zo blijft voortleven’.
Ingrid Mispelblom Beyer