Gerda is de dochter van Barendina Martha (Dien) Pelt (1895-1992) en Jacobus (Koos) Overwater. Gerda trouwde in 1955 met Fedde Okkinga (1923- 2008) en kregen een zoon Simon Hero (1957-).
Het begin: de eerste kennismaking
Het is een winderige dag in mei dat we voor het eerst (tante) Gerda gaan ontmoeten. Zij heeft ons van tevoren al uitgelegd waar we kunnen parkeren zonder dat er bij terugkeer van ons bezoek, een fraaie prent van een parkeerwachter achter de ruitenwisser zit.
Bij binnenkomst zien we meteen een haltafeltje staan, dat alle kenmerken van een L.O.V.-meubel heeft. En inderdaad Gerda blijkt nog wat meubels in haar bezit te hebben welke uit de familie komen. ‘Ik laat jullie deze straks wel zien, eerst gaan we even een kopje koffiedrinken. Daar hebben jullie vast wel zin in na zo’n lange autorit’. We knikken bevestigend en nemen plaats in de gezellige woonkamer.
In haar brief van 30 maart 2015, schrijft Gerda dat ze het leuk vindt om kennis met ons te maken. Ze heeft de naam van mijn broer en mij al horen vallen via haar nichtje Hans, een zus van Mabs. Ze is bekend met onze zoektocht over de geschiedenis van de meubelfabriek L.O.V. van onze overgrootvader Gerrit Pelt.
‘Zijn jullie nog bij de tentoonstelling in het Stedelijk Museum in 1985 geweest? Deze heette ‘Industrie en Vormgeving in Nederland 1850-1950’ en duurde van 20.12.1985 tot 19.1986. L.O.V. had daar een aparte stand. We zijn er met diverse familieleden heen gegaan. Helaas kon mijn moeder niet. Het werd te vermoeiend voor haar. Maar de tentoonstelling was zeer interessant.’ We vertellen dat we dat gemist hebben. ‘Jammer dat jullie dat niet gezien hebben. Daarna is er nog een tentoonstelling geweest ‘L.O.V. een idealistische meubelfabriek 1910- 1935, in het Gemeentemuseum te Arnhem in 1991. Waar we de mooie catalogus kregen’.
We hebben al eens nagedacht waarom we juist deze tentoonstellingen gemist hadden. In die tijd hadden we een vrij druk gezin en een eigen zaak. Mogelijk ontbrak de tijd ons?
Gerda vervolgt haar verhaal: ‘Mijn moeder is geboren in 1895 en overleden op 23 maart 1992. Zij was de jongste dochter van Gerrit Pelt en ik ben weer de jongste van haar kinderen. Mijn beide broers Ger en Han zijn overleden. Ook mijn man Fedde is in 2008 overleden. Mijn zoon Simon Hero woont gelukkig dichtbij, zodat we elkaar regelmatig kunnen zien’.
‘Voor 1932 woonden we in Amsterdam. In 1932 werd mijn vader tot kinderrechter benoemd in Rotterdam, vandaar dat wij daar toen heen verhuisden. Sinds 1932 woonden wij in Rotterdam. In de grote vakantie gingen we nogal eens naar een pension in Epe. Toen de 2e wereldoorlog begon en Rotterdam gebombardeerd werd en een straat verder getroffen werd door de bommen, zijn we met alles achterlatend, uit Rotterdam weggegaan. Mijn broer maakte snel enkele foto’s bij wijze van herinnering’. Gerda laat ons deze foto’s zien. ‘In 1940 kon men de lucht van de branden in onze kleding ruiken. Er waren nog voortdurend asregens geweest na de branden’.
Schenkingen
Voorafgaand aan ons eerste bezoek hebben al diverse briefwisselingen en telefoontjes plaatsgevonden. Zoals Gerda ons al beloofd heeft, ligt er op tafel een map klaar met diverse krantenknipsels, handgeschreven en getypte kopie brieven van aan de LOV gerelateerde zaken die zij na het overlijden van haar moeder had overgedragen aan het Haags Museum en de Rijksdienst voor Beeldende kunst op 22 mei 1992. Op 28 april 1994 schonk Gerda aan het Gelders archief ook materiaal. Het reclamemateriaal hebben zij 28 april 1994 geschonken aan het Gemeentelijk archief Renkum. Tante heeft alles zeer goed gedocumenteerd. De lijst die ze ons laat zien, bestaat uit 43 stukken. ‘Ik heb destijds contact gehad met Geert Maassen’, vult ze nog aan. Hij werkte bij het gemeentehuis in Oosterbeek. Maar als we later hier navraag naar doen bij het gemeentehuis, blijkt dit materiaal naar het Gelders Archief te zijn gegaan. Gerda kijkt er wel van op, want het lag in haar bedoeling dat iedereen zondermeer inzage in deze stukken zou moeten hebben, dus zonder verzoeken om toestemming te moeten doen wat bij het Gelders Archief aan de orde is. We beloofden haar dit verder uit te zoeken. Maar belangrijker nog te kijken of de betreffende stukken nog aanwezig zijn. Een kopiebrief van wat zij geschonken heeft, geeft ze ons mee.
We mogen van alles wat ze laat zien foto’s maken. Ook krijgen we een kopie gedateerd 23 maart 1992 wat er nog allemaal uit de nalatenschap van haar moeder is gekomen. Dit betreft de lijst van roerende zaken die aan het Haags Museum zijn geschonken.
Ook zijn er op 22 mei 1992 diverse meubels geschonken aan de Rijksdienst Beeldende Kunst te Den Haag. Dit bestond uit een zitkamerameublement van mahoniehout bestaande uit een combinatie bank met boekenkastje, een buffetje, één open en één dicht kastje, twee kleine fauteuils, een grote en twee rechte stoelen met spijlen in de rug en een staande lamp’.
Nog meer verhalen volgen
Na het tweede en misschien wel derde kopje koffie volgen de verhalen over vroeger. Het gaat dan ook over een vroeger waar ik ook het een en ander van weet, omdat ik toen al geboren was. Het verrast Gerda wel dat ik haar moeder niet gekend heb.
Ook komen verhalen over mijn oma, Jo Pelt, ter sprake. Gerda kende haar goed, en logeerde er soms. Wanneer ik mijn herinneringen deel over oma, kijkt Gerda mij lachend aan en vertelt: ‘Ik moest ook altijd boodschapjes doen voor je oma’. Wij schieten nog harder in de lach. In al die jaren blijkt dus nog niets veranderd te zijn voor wat de klusjes betrof. ‘En als het niet goed was, konden we meteen weer terug naar de winkel om het gekochte om te ruilen’.
‘Ik heb twee keer bij tante Jo gelogeerd. De eerste keer was in 1942 en de tweede keer na de bevrijding in 1945. Toen blokkeerden de Canadezen in een grote villa de weg waar de Anna Paulownalaan in Amersfoort, waar je oma toen woonde, op uitkwam. Ik ben nog voor tante Jo om mooie Canadese postzegels gaan bedelen, zonder succes trouwens. Ik sliep op het kleine kamertje van neef John, je vader, op zolder waar ik alle boekjes van ‘Geheim agent’ Dick Bos (stripverhaal) kon lezen. Dick Bos versloeg iedereen met een bepaalde slingerbeweging, de ‘vliegende schaar’ geheten.
Wanneer ik in Oosterbeek was, verstopte ik mij graag in de tuin. In de brievenbus werd ik tegen mijn zin even opgeborgen door mijn oudste broer. Dat vond ik niet leuk!’. Even is het stil.
‘Je oma sprak vaak over jou, dat was altijd positief’.
Meubels
We laten Gerda ons fotoboek zien met de meubelen die we inmiddels zelf verzameld hebben. En wat blijkt dat als we over het zadelstoeltje beginnen, ze ineens vertelt: ‘Ik had er ook eentje en die heb ik aan je nichtje Monique gegeven. De zitting was kapot en het touw was aan herstel toe’.
‘Maar dan praten we over hetzelfde stoeltje!’ We kijken elkaar verrast aan. ‘Monique heeft het touw laten vernieuwen bij een vakschool voor meubelmakers en wij zoeken nu uit of er stof of leer op de zitting moet’. ‘Stof, ribstof’ zegt Gerda resoluut. ‘Zo zag hij eruit. Ik zie mijn moeder nog zitten op haar ‘Florisje’ achter haar bureau, want zo noemde ze het stoeltje. ‘Zaten er nagels of een decoratierand langs de stof?’ vraag ik. ‘Geen nagels, dat is zo lelijk’ haar gezicht zegt genoeg en vastberaden klinkt haar stem ’een decoratierand, dat zat langs de stof’. Een keuze die ook wij zeker kunnen delen.
‘Ik kreeg voor mijn verjaardag een grote boekenplank van de familie. Kent u deze toevallig ook’. We laten de foto zien waar de plank op staat. ‘Dat is hem, geen twijfel mogelijk’. ‘Is hij gemaakt door L.O.V.?’. vraag ik, omdat er geen plaatje op zit. Gerda bevestigt dit zonder twijfel.
‘Er is ook nog een klein stoeltje, hebben jullie die ook gekregen?’ En weer pakten we het fotoboek erbij. ‘Dat is hem en wat fijn dat alles zo’n goede plek gekregen heeft en bij jullie staat. Daar ben ik bijzonder blij mee’.
‘We gaan zo lunchen. Willen jullie eerst lunchen of eerst even naar boven om de meubels te zien die ik nog van mijn ouders heb?’ Uiteraard willen we eerst de meubels zien, en Gerda gaat ons voor naar boven. Ze opent de deur van een grote slaapkamer. Onze mond valt open van verbazing. ‘Is dit allemaal L.O.V.?’ De heer Muntendam heeft destijds de salon in het huis van mijn ouders ingericht. Hij heeft niet alleen de meubels ontworpen, maar ook de gordijnen’. ‘Heeft u daar nog foto’s van?’ is direct onze vraag. Daar zou ze nog naar op zoek gaan.
Verhalen
Gerda is goed voorbereid op onze komst en heeft een heerlijke lunch gemaakt. Geleidelijk aan komen er meer verhalen over haar opa, Gerrit Pelt en de bezoekjes die zij met haar ouders en broers brachten in Oosterbeek. De feestjes in de Westerbouwing, de familiebijeenkomsten. Opa was een familieman en wilde graag iedereen bij elkaar hebben.
En ook horen we het verhaal dat het tafelzilver en servies in de eetkamer werd gewassen door haar oma. Gerda:’ Wat ik heb gezien is dat door Grietje, de dienstbode, een teiltje met water binnengebracht. Oma ging dan na het ontbijt de bordjes en kopjes zelf afwassen. Het personeel mocht dat niet doen. Ook de sleutel van de provisiekast zat verstopt in een enorme honingpot. Alleen oma mocht deze sleutel pakken’.
In de volgende bezoeken komen er nog meer documenten op tafel. Ook worden er foto’s bekeken en dan komen we weer namen tegen zoals die van mevrouw Schuurman. Haar man is 3 jaar werkzaam geweest bij de LOV in de periode van 1932 tot 1935. Lees meer over dhr Jan Schuurman.
We vertellen Gerda dat wij 30 ontwerptekeningen hebben gekregen van zijn familie en een wolbankje en later een bureau en twee stoelen. Allen zijn door de heer Schuurman ontworpen.
Het verhaal van Gerda over haar opa Gerrit Pelt
Bij een ander bezoek laat Gerda correspondentie zien, tussen Karin Gaillard en haar en haar moeder n.a.v. het onderzoek dat Karin deed over de L.O.V. Gerda heeft ook diverse familieleden geraadpleegd, zoals haar moeder, mevrouw Overwater- Pelt en een van haar nichten, Mabs. Lees meer over Mabs
Een citaat uit een brief van Gerda Okkinga- Overwater op 3 december 1990 aan Karin.
‘Gerrit Pelt heeft zijn architectenopleiding genoten op het Nijmeegse architectenbureau van Hasselt en de Koning. Dit bureau stond destijds in ons land bekend als toonaangevend’ (draagt nu de naam Royal Haskoning DHV).
Hierna richtte Gerrit Pelt in Rotterdam aan de Wijnhaven een eigen architectenbureau en timmermansbedrijf op in 1886. Door de aanstelling van Philippus van der Heyden, Flip, werd in 1903 de naam: Pelt & van der Heijden’. In die tijd was het vrij gewoon om zowel het vak als architect als timmerman en ook als metselaar uit te oefenen. Hierdoor konden ook eigen ontwerpen volledig zelf worden uitgevoerd. Hierin is later wel verandering ingekomen. ‘Mijn moeder herinnert zich nog het huis waar het kantoor gevestigd was en ook de tekenkamer en de werkplaats, welke beneden waren gelegen’.
Zowel de moeder van Gerda als haar nicht weten zich te herinneren dat Pelt & van der Heijden veel huizen hebben ontworpen, en dat zij ook voor de Rotterdamse Bank en voor R. Mees en zonen bouwden. Vermoedelijk zijn alle gebouwen door de branden (bombardementen) in 1940 vernietigd.
‘In 1901 verhuisde Gerrit Pelt om gezondheidsredenen naar Driebergen. Hij bleef echter wel met de trein naar Rotterdam reizen om vervolgens in de weekenden zich te ontspannen in Driebergen.
In 1907 verhuisde de familie naar Oosterbeek. Gerrit Pelt verbrak geleidelijk aan de samenwerking met de heer van der Heijden en liet zijn naam verwijderen. De hoofdreden was dat de idealen die Gerrit Pelt had, niet meer werden gedeeld. In 1906 is Flip een samenwerking aangegaan met A.A. van Nieuwenhuyzen, die ook architect was’.
De huizen
Gerda weet ook veel over de huizen waar Pelt en de familie gewoond hebben. Om te beginnen het eerste huis in Oosterbeek wat door Gerrit Pelt ontworpen is en gelegen is aan de Utrechtsestraat 33. Het huis krijgt de naam: Den Heerdt. In de brief aan Karin staan nog meer adressen vermeld van woningen die ook door Gerrit Pelt ontworpen zouden zijn, zoals:
- Hogesteeg 2, te Driebergen: 1904-1905.
- Schelmseweg, ‘De Veldhut’, te Oosterbeek
Gerda licht e.e.a. toe: ‘De Veldhut’ werd bewoond door zijn tweede dochter mevrouw A.M. toe Water- Pelt. Het huis was rietgedekt en is in 1940 in vlammen opgegaan. Later werd op deze plek een bungalow naar ontwerp van de heer Ir. H. Mertens, die ook werkzaam was voor L.O.V., gebouwd. In de tuin van ‘de Veldhut’ staat nu een flatgebouw’.
Binnen Oosterbeek verhuisde Pelt nog diverse malen. Van de Utrechtsewg verhuisde de familie in 1921 naar de Beukenlaan 31 (De kleine Heerdt). Daar is de familie in het begin van de tweede Wereldoorlog uit gezet door de bezetter.
Vervolgens zijn ze in pension gegaan naar de Jhr. Ned. Van Rosenthalweg 5. Daar is zijn vrouw in 1945 overleden. In 1948 verhuisde Pelt terug naar de Beukenlaan 31, maar verhuisde in 1949 naar de Schelmseweg 49 welke later omgenummerd is in 35 en nu in 101. Lees meer over dhr de Geest en dhr Pelt.
Florisje
Wanneer het zadelstoeltje ‘Florisje’ gereed is, hebben we een foto naar Gerda gestuurd. Hierop volgt een handgeschreven brief van Gerda. Ze is erg enthousiast voor het behaalde resultaat en met name dat de rugleuning zo goed hersteld is. En uiteraard wil ze bij ons langs komen en we proberen een datum af te spreken.
Helaas is deze afspraak uitgesteld, maar het contact blijft en is blijven bestaan uit zowel schrijf- als lange boeiende telefooncontacten. Ik vind het heel bijzonder dat dit contact zo is ontstaan en dat er ook nog zoveel stof is om over te praten en er veel raakvlakken zijn.
Korte belevenissen met Pelt, de opa
Bij de brief over het ‘Florisje’ zit nog een extra papier met herinneringen aan haar opa. Enkele citaten uit deze brief:
‘Als het aardbeientijd is, kwam van Gend en Loos met paard en wagen voorrijden en bezorgde bij ons in Rotterdam een paar ‘sloffen’ aardbeien. Ze maakten een tocht onverpakt en zagen er prachtig uit. De langwerpige sloffen waren gevlochten van blanke houtkrullen en zo stevig dat we ze nog lang konden gebruiken. Op de afzender stond: G. Pelt’.
‘Met de kersentijd kwam van Gend en Loos opnieuw en leverde een grote mand met Betuwe kersen af. Deze mand, gemaakt van donkerbruin wilgenteen werd dan later teruggezonden naar de kweker. Ook hierbij werd geen verpakking gebruikt. Blijkbaar bestond er toen veel vertrouwen over en weer. En de afzender, was opnieuw: G. Pelt’.
‘Als het Sinterklaasfeest naderde, kwam er een groot pak uit Oosterbeek. Dit werd op de avond van 5 december uitgepakt. Het bevatte altijd chocoladeletters, een kistje met borstplaat, een pot gember, speculaas en een rookworst.
Ook was er voor iedereen een cadeautje. We vonden het als kinderen erg spannend’.
Bij het lezen van deze verrassingen, begin ik het wel jammer te vinden dat ik mijn overgrootvader nooit gekend heb. Deze opa en oma hebben ongetwijfeld veel van hun kleinkinderen gehouden.
Nog een citaat:
‘Als we kwamen logeren dan vond grootvader het leuk om met de hele familie uit te gaan. Zo gingen we een keer met een lange boerenwagen uit rijden. Uiteraard gingen we onderweg een pannenkoek eten. Ook herinner ik mij een tocht per tram naar de Westerbouwing, een bekende gelegenheid aan de Rijn en waar een kabelbaan was.
Samen met Doedie en Hansje, (nichtjes en kinderen van tante Aad en oom Joop) gingen wij met opa met de trein naar Nijmegen. Hij liet ons het huis zien waar hij in zijn jonge jaren een kamer had. We bekeken in Nijmegen ook van alles en mochten alle drie tot slot een mooi boek uitzoeken als herinnering aan deze dag.
Maar ook werden wij als kleinkinderen door onze ouders gestimuleerd om iets te maken voor onze grootouders. ‘We vlochten mooie matjes, en maakten schilderijtjes. Ook weefden we boekenleggers en maakten mooie tekeningen. Ook waren we zeer bedreven in ‘klosje breien’ (punniken), waarmee je lange strengen kon maken en die je dan opgerold aan elkaar maakte en stevige matjes konden worden.
Onze grootouders hadden elf kleinkinderen, dus die hebben allen vast heel veel spulletjes gekregen!’
Bij mij roept het meteen de gedachte op: Zie het zo voor mij de best wel statig uitziende opa en oma die in hun fauteuils zitten, omringd door hun kleinkinderen met al hun presentjes, tekeningen en zich stilletjes afvragend: ‘Waar moeten we alles opbergen?’
‘Mijn moeder schreef bijna wekelijks een brief naar Oosterbeek en ook gingen wij als kinderen zelf brieven schrijven. En altijd ontvingen wij een brief of een kaart terug van opa en oma. Iedereen kreeg voldoende aandacht en juist voor die aandacht ben ik hen nog dankbaar’, eindigt Gerda haar brief.
Een mooi slot. We denken veel aan Gerda, onze lieve tante.
Naschrift:
De dagen dat we bij Gerda waren, vlogen voorbij. Naarmate ze ouder werd, duurden de bezoekjes korter. We hebben dus nog meer verhalen.
Ingrid Mispelblom Beyer, secretariaat/ schrijver
In samenspraak met Anne- Jetske Okkinga en Simon Hero Okkinga.
Verwijzingen:
- O.V. 1910- 1935. Een idealistische meubelfabriek
Karin Gaillard - Gelders Archief: https://www.geldersarchief.nl/
- Hogesteeg 2, Driebergen-Rijsenburg: https://www.heuvelrugtopografie.nl/home/monumenten/hogesteeg-2/
- Nijmeegse architectenbureau van Hasselt en de Koning. https://nl.wikipedia.org/wiki/Royal_HaskoningDHV