foto familie archief: 0021

Op een winterdag in 2017 bezocht de Stichting Erfgoed LOV de classicus dr. L. F. Janssen. De heer Janssen had eerder aangegeven dat zijn vader als jongeman bij de meubelfabriek had gewerkt en vertelde nu over de achtergrond.

Jacob Poppen Janssen (1892-1960)  had met zijn broers en zusters op jonge leeftijd zijn ouders verloren en groeide op in het Lutherse weeshuis in Amsterdam.  Op het bereiken van zijn 18e jaar werd hij geacht zijn eigen kost te verdienen en werd geschoold als  timmerman.  Ergens tussen 1910 en 1915 vond hij een betrekking bij de pas opgerichte meubelfabriek LOV. Hij woonde in Oosterbeek in bij een gezin die er een timmerbedrijf en boerderij hadden. Hij had het geluk dat hij als weeskind terecht kwam in een ‘warm’ kosthuis waar hij later met waardering op terugkeek.  Bij de LOV was hij enkele jaren in dienst als meubelmaker waar hij een interne opleiding kreeg. Gezien het sociale karakter van de onderneming heeft hij alle kansen aangegrepen op zich in de vrije tijd verder te ontwikkelen. Deze kans werd mogelijk gemaakt door zijn jeugdliefde Louise Franciska Schütz, die hij kende van het Lutherse weeshuis.

Zij vond werk als derde dienstmeisje bij de joodse familie Manus. Rosa Manus (1881-1942) was een voorvechtster van vrouwenrechten in Nederland. Daarna kwam Louise in dienst bij de vermogende familie Noppen, bij wie eveneens een warm sociaal hart klopte. Op voorspraak van de heer Noppen kon Louise’s verloofde een cursus volgen  aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus te Amsterdam. Hier haalde hij zijn M.O. tekenakte die hem de toegang tot het leraarschap verschafte.  In 1920 kreeg Janssen –alweer op voorspraak van Noppen- een aanstelling aan de prestigieuze Quellinus-school in Amsterdam. Hier zou hij de rest van zijn loopbaan lesgeven in het meubelmakersvak.  Met de vaste aanstelling op zak trouwde hij in hetzelfde jaar met Louise Schütz.

foto familie archief: 0021

Waarschijnlijk  hadden zij al in de LOV-tijd trouwplannen gekoesterd, want het is bekend dat hij in de voorgaande jaren werkte aan de uitzet. Dit betrof een volledige set van meubelen voor de eetkamer en de slaapkamer die hijzelf had ontworpen en op de vrije zaterdagmiddagen werden vervaardigd, waarbij Janssen gebruik mocht maken van de faciliteiten van de LOV-fabriek. Het werd een sobere, ambachtelijk uitgevoerde meubelset in Slavonisch eikenhout, met enkele coromandelhouten accenten. Qua ontwerp toonden de meubelen gelijkenis met de vernieuwende vormgeving van Willem Penaat. De meubelen zijn nog steeds in het bezit van de familie.  Het is ook mogelijk dat directeur Gerrit Pelt de loopbaan van Janssen heeft bevorderd. In ieder geval verliet Janssen de LOV met een fraai getuigschrift op zak.

foto familie archief: 0021

Op de Quellinusschool was Janssen geheel op zijn plaats en heeft er tot zijn pensionering in 1957 lesgegeven. Deze kunstnijverheidsschool aan de Amsterdamse Gabriël Metsustraat was oorspronkelijk opgericht door de bekende architect Pierre Cuypers om ambachtslieden op te leiden ten behoeve van de bouw van het Rijksmuseum.  In de loop van de jaren ontwikkelde deze school zich tot een vooraanstaand instituut  waar generaties Nederlandse ontwerpers en beeldende kunstenaars hun opleiding hebben gehad. Het onderwijs was gesplitst in de ontwerpafdeling waar de nadruk op het tekenen werd gegeven, en de uitvoeringsafdeling waar een grondige materiaalkennis en de praktische uitvoering werd onderwezen. In 1924 fuseerde de school met de Rijksschool voor Kunstnijverheid en ging verder onder de naam Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam (IVKNO)de latere Rietveldacademie.

foto familie archief: 0021

Janssen kon het daar goed vinden met collega-docenten als J.B. Heukelom en Bert Nienhuis, en met de opeenvolgende directeuren:  van 1916 tot 1924 de theosofische architect J.L.M. Lauweriks, de ‘heer van standing’ Smits, vanaf 1934 tot 1948 de communistisch georiënteerde architect Mart Stam. Deze laatste maakte zich met zijn autoritaire houding kennelijk niet geliefd op de school, maar de verhouding tussen Janssen en Stam kenmerkte zich door wederzijds respect. Als Janssen bijvoorbeeld vroeg om een machine om hout te buigen met behulp van stoom, dan zorgde Stam er gewoon voor dat deze werd aangeschaft.  Tot zijn leerlingen behoorden onder andere de latere binnenhuisarchitecten Drilling (wiens vader een meubileringsbedrijf had aan de Rozengracht), Johan Niegeman die een grote rol zou spelen in de naoorlogse Stichting Goed Wonen, en de uit Nederlands-Indië afkomstige Kho Liang Ie, de ‘poëet onder de functionalisten’ die in de jaren zestig o.a. de prestigieuze opdracht kreeg om de vertrekhal van Schiphol vorm te geven.   Op die manier werd de modernistische vormgeving die de LOV decennia eerder kenmerkte op een indirecte manier aan een volgende generatie ontwerpers doorgegeven.

Frederik Erens.