Onlangs werd de stichting meubelfabriek LOV benaderd of wij uit een nalatenschap een slaapkamerameublement geschonken wilden krijgen. Na enige aarzeling vanwege het toenemende ruimtetekort werd besloten de schenking te aanvaarden, daar het ging om een zeer karakteristiek en modernistisch ontwerp van LOV-medewerker J.C. Jansen. Het ging om een linnenkast, tafel met twee stoelen, twee nachtkastjes en een toiletset met bankje. De laatste set was incompleet maar de bijbehorende rechthoekige spiegel van het toiletmeubel, dat net aan een kringloopwinkel was gegeven, werd door de welwillende eigenaresse alsnog teruggegeven. Het ameublement is vervaardigd in rood gebeitst beukenhout, gedecoreerd met zwarte strips, waardoor het geheel verwantschap vertoont met de Nieuwe Haagse Schoolstijl en De Stijl. Een foto van een soortgelijk ameublement is opgenomen in de catalogus van Karin Gaillard uit 1991.
Dit modernistische ameublement werd rond 1930 bij LOV besteld door het pasgetrouwde echtpaar dr. C.J. Dippel en zijn vrouw E.J. Dippel-Schreiber. Dr. C.J. Dippel (1902-1971) promoveerde in 1929 in Groningen in de chemie, en kreeg daarna bij Shell, Unilever en Philips een baan aangeboden. Het werd Philips waar hij tot groepshoofd in het scheikundig laboratorium (Natlab) promoveerde. Dippel had een beduidend aandeel in de ontwikkeling van de microfotografie. Dippel speelde ook een grote rol in de protestantse gemeente van Eindhoven waar hij als ouderling actief was. Hij publiceerde een aantal studies over Kerk, geloof en natuurwetenschappen, o.a Kerk en Wereld in de Crises, Verkenning en Verwachting en Geloof en natuurwetenschap (samen met Dr de Jong) in het bijzonder over de menselijke verantwoordelijkheid in het technologische tijdperk. Voor zijn maatschappelijke en theologische bijdragen ontving hij in 1964 een eredoctoraat theologie aan de Universiteit Groningen.
De familie Dippel had een open oog voor hedendaagse architectuur en vormgeving. Dat het de keuze van het jonge echtpaar op een LOV ameublement viel, was dan ook niet verwonderlijk. In 1935 kon het echtpaar Dippel -met steun van de schoonvader- een huis laten bouwen in Eindhoven. Daartoe werd midden in de crisistijd een prijsvraag uitgeschreven waaraan architecten van De 8 en Opbouw konden meedingen. De keuze viel niet op het architectenbureau Van den Broek (die kreeg de tweede prijs) maar op de dan nog onbekende jonge Duitse architect Heinrich Leppla (1905-1980) , een leerling van J.H. Van den Broek die een jaar tevoren zich als zelfstandig architect had gevestigd in Schiedam en studies verrichtte naar een zo efficiënt plattegrond voor volkswoningbouw. Na lichte wijzigingen werd het ontwerp eind 1935 gerealiseerd in de Poelhekkelaan te Eindhoven. Dr. Dippel ging in 1962 met pensioen.
Het echtpaar had drie kinderen. Regina, Does en Bob. Rini erfde het modernistisch LOV-slaapkamerameublement. Regina Dippel (1931-2021) studeerde in Utrecht kunstgeschiedenis en studeerde cum laude af, op de 17e eeuwse beeldhouwer Adriaen de Vries. Zij wilde aanvankelijk kunstenares worden. Haar ouders hadden bedenkingen omdat het voor kunstenaars over het algemeen geen gemakkelijke taak was, in die tijd, om met kunst een boterham te verdienen. In plaats daarvan vond Rini in 1958 een betrekking bij het Haags Gemeentemuseum, waar zij het tot conservator bracht. Hoger zou zij niet komen werd haar door de directeur gezegd, dat konden vrouwen niet. Zij had een brede kijk op kunst en volgde haar hele leven de ontwikkelingen in de hedendaagse kunst, in een tijd van grote omwentelingen en veranderingen. Daarbij bleek zij steeds perfect aan te voelen welke kunst zou ‘blijven’. Zij ontdekte kunstenaars als Gilbert & George, Keith Haring, Klaas Gubbels, en de Nul/Zero-beweging. In haar Haagse tijd was zij al betrokken bij enkele exposities over Nederlandse Art Nouveau, een stroming die begin jaren zestig al bijna in de vergetelheid was geraakt. Samen met conservator moderne kunst Wim Beeren werkt zij aan de tentoonstelling Nieuwe realisten (1964) en een grote NUL/Zero tentoonstelling, en met Beeren zou zij nog vele jaren blijven samenwerken.
In 1966 maakte zij, kort na elkaar, samen met Beeren de overstap naar het Stedelijk Museum in Amsterdam, waar zij de drijvende kracht was achter het museum beleid door een groot aantal taken die zij op zich nam: naast het conservatorschap verzorgde zij de persberichten omdat er in die tijd nog geen afdeling communicatie bestond. Verder beheerde zij de collecties, was vanaf 1976 hoofd van de wetenschappelijke staf en maakte vele spraakmakende tentoonstellingen, waarbij haar de verbinding tussen kunst en massacultuur haar het meest interesseerde. Zij werkte mee aan eigenzinnige tentoonstellingen als Op losse Schroeven (1969) en twee jaar later nam zij het initiatief tot de Conceptuele reeks. Ook daarna was zij de drijvende kracht achter een hele reeks spraakmakende en grensverleggende exposities.
Van 1967 tot 1971 was zij ook hoofdredacteur van het tijdschrift Museumjournaal, waar de meest vernieuwende kunst een podium kreeg. Op de televisie mocht zij in 1989 bij Sonja Barend de aankoop verdedigen van het beeld Ushering in Banality, het varkentje van de Amerikaanse kunstenaar Jeff Koons, die of bewonderd, of verguisd werd. In kunstkringen werd de aankoop van 500.000 gulden afgedaan als belachelijk als kitscherig en te banaal. “Wacht maar af!” besloot Dippel het interview zelfbewust. De scherpste kritiek kwam van een kunstkenner, die zei: ”ze hadden er direct twee moeten kopen”. En inderdaad: het aangekochte kunstwerk werd door de jaren een publiekslieveling en is tegenwoordig miljoenen waard. Na de benoeming van Wim Beeren in 1986 als directeur, werd Rini tot adjunct-directeur van het Stedelijk Museum gepromoveerd. Zij trad niet vaak op de voorgrond door haar bescheiden aard. Ook na haar pensionering bleef zij nauw betrokken bij het Stedelijk en bezocht tot het laatst toe de tentoonstellingen over hedendaagse kunst. Thuis beschikte zij over een bibliotheek over kunst en architectuur die in een gespecialiseerd kunstmuseum niet zou misstaan.
Vlak voor haar overlijden in januari 2021 maakte Rini Dippel zich nog grote zorgen dat haar nalatenschap in een container zou verdwijnen. Daar hoefde zij met haar familie-erfgenamen geen zorgen over te maken: Zij belden o.a. het Stedelijk Museum en de Stichting Erfgoed Meubelfabriek LOV, dus het is allemaal volgens Rini Dippel’s wensen helemaal goed gekomen.
Vriendelijke groet van haar broer Bob Dippel.
Frederik Erens, bestuurslid, historicus
Bronnen:
- Scheikundige en theoloog dr. Dippel overleden. Uit: Reformatorisch Dagblad, 22 september 1971.
- Rini Dippel (1931-2021) Stedelijk Museum.
- Rini Dippel (1931-2021) drukte drie decennia lang haar stempel op de aankoop en exposities van het Stedelijk. Uit: De Volkskrant, 9 februari 2021.
- Rini Dippel, 18 mei 1931-23 januari 2021. Uit : De Groene, 3 februari 2021.
.