Hendrik Fels (1882-1962) en Anthonie Pieter Smits (1881-1957)
Hendrik (‘Henk’) Fels en zijn jongere broer Jacobus Barend (‘Koos’) (1889-1980) waren architecten die stamden uit een gezin van M.C. Fels die een Steenfabriek leidde in de Ooypolder bij Nijmegen. Hendrik volgde het gymnasium in Rotterdam. Omdat de oudste broer Frederik de onderneming van vader verder zou gaan leiden, koos Henk voor een opleiding bouwkunde aan de Technische Hogeschool te Delft.
Hij kreeg een degelijke opleiding van de hoogleraren H. Gugel en Karel Sluyterman. Gugel schreef een standaardwerk over de bouwstijlen en Sluyterman had een grote kennis van de meubelstijlen. Hij ontwierp aan het begin van de 20e eeuw de paviljoens voor de Nederlandse bijdrage aan de wereldtentoonstelling in Parijs en modern meubilair voor de meubelfirma “Onder den St. Maarten”. Het is goed mogelijk dat Sluyterman invloed heeft gehad op de ‘architectonische’ meubelontwerpen die Henk later aan de LOV leverde. De derde leermeester was Jaap Klinkhamer, die hem de beginselen van de industriële bouw bijbracht. Fels kreeg een stageplaats aan het Haagse architectenbureau van Joh. Mutters jr. die veel in neo-renaissance en Art Nouveau stijlen ontwierp. Ofschoon hij zijn ingenieursdiploma nog niet op zak had, werd hij als tekenaar bij dat bureau aangenomen, wat voor hem een degelijke leerschool bleek te zijn.
Anthonie Pieter (‘Tom’) Smits werd geboren in Haarlem en was de zoon van de kunstboekbinder J.B. Smits die eveneens zijn sporen heeft achtergelaten als één van de kunstnijveraars van de Nederlandse Nieuwe Kunst. Hij kreeg een opleiding in zijn woonplaats aan de School voor Bouwkunde, Versierende Kunsten en Kunstambachten en kreeg daar onder andere les van bekende architecten als Johan Hanrath en Karel de Bazel. Deze theosofisch beïnvloede architect had grote invloed op Smits: Tom bezocht in Amsterdam de op theosofische beginselen georiënteerde Vahanacursus, waarin Karel De Bazel en Mathieu Lauweriks hun leerlingen het op wiskundige principes gestoelde ontwerpsysteem bijbrachten.
Vanaf 1897 was hij bovendien in dienst van de Amsterdamse kunsthandel E.J. van Wisselingh, waar uiterst kostbare meubelen en betimmeringen werden ontworpen en vervaardigd naar ontwerp van Theo Nieuwenhuis, Gerrit Dijsselhof en Carel Adolph Lion Cachet. Cursus en praktijkervaring moeten de jonge Smits al vroeg warm hebben gemaakt voor het ‘totaalconcept’ bij het ontwerpen van een woning of kantoor. Met een degelijke vakopleiding maar met weinig praktijkervaring werd ook de jonge A.P. Smits in 1900 als tekenaar aangenomen op het bureau van Joh. Mutters jr. . Daar heeft hij heel wat ontwerpen van zijn werkgever uitgewerkt, en af en toe werkte hij op eigen gelegenheid samen met Hendrik Fels.
In 1904 besloten de twee jonge architecten op eigen benen te gaan staan en associeerden zich tot het architectenbureau Smits en Fels, met als standplaats Den Haag. Dit bureau werd al snel een goedlopende onderneming die vele villa’s en landhuizen ontwierp in Den Haag, maar ook elders in Nederland. De bouwstijlen verschilden naar gelang de smaak van de opdrachtgever; variërend van de deftige ‘Um 1800 stijl’ tot de Engelse landhuisstijl-stijl en naar de gematigd-vooruitstrevende Oud-Hollandse stijl, waarin de invloed van de Bazel duidelijk te herkennen was. Al hun ontwerpen ademden een groot gevoel voor ambachtelijkheid en oog voor detail. Smits en Fels ontwierpen voor deze landhuizen en stadsvilla’s ook hele interieurs die in vakbladen als ‘Onze Kunst’ werden afgebeeld. Hun interieurstijl stijl stond dichtbij de verfijnde meubelkunst van architect K.P.C. de Bazel en ’t Binnenhuis te Amsterdam, wat niet verwonderlijk is gezien de opleiding van Smits.
De namen van Smits en Fels doken al snel op bij verschillende vakorganisaties. Logischerwijs, in die tijd, waren ze lid van de Bond der Nederlandse Architecten (BNA), van de Haagse Kunstkring (HKK).Vanaf 1907 duikt de naam van Smits & Fels regelmatig op in de verschillende meubel-, beeldende en decoratieve kunst gerelateerde maandschriften van ‘Onze Kunst’ en van de Vereniging Arti et Industriae, waarin hun meubel- en inrichtingsontwerpen met lof werden getoond en besproken. Vanaf 1912 was Fels voorzitter van A&I. Ook waren zij bestuurslid van de in 1910 opgerichte ‘Vereniging van Ambachts- en Nijverheids Kunst’ (VANK), waarbij hun meubelkunst in de jaarboeken werd afgebeeld. Smits blijft nog tot 1922 als redacteur en Fels als tweede voorzitter aan VANK verbonden.
Het eerste huwelijk van Fels in 1906 was met Maria Johanna Uckerman, een kunstenares die de kunstnijverheidszaak ‘De Dom’ in Utrecht runde en later een zakelijke relatie aanging met de LOV. Deze relatie zou een vervolg krijgen: Fels werd vanaf 1916 free-lance ontwerper voor de fabriek. Aldoende kwam hij vaker in het Oosterbeekse en in 1919, nog samen met Smits, ontwierp hij in Renkum arbeiderswoningen in opdracht van de Oosterbeekse Woningvereniging. In 1920 ontwierp Fels, inmiddels zonder Smits, nog meer arbeiderswoningen nu in Oosterbeek o.a. aan de Backersweg, maar mogelijk ook het woonhuis voor de directeur van de LOV, G. Pelt aan de Beukenlaan. In 1921 tenslotte kwam het ontwerp voor het Volkshuis en Badinrichting aan de Oosterbeekse Lebretweg van zijn hand. Tom Smits trouwde in 1903 met een zuster van Fels, waardoor de compagnons niet alleen een zakelijke, maar ook familiaire band kregen. In 1917 ontwierp en bouwde Smits zijn eigen landhuis ‘De Kroft’ in Aerdenhout en vestigde het echtpaar zich aldaar.
Op 1 januari 1920 werd aangekondigd dat het Bureau Smits en Fels werd ontbonden en de twee architecten ieder voor zich verder zou gaan in Den Haag en Overveen. De reden voor de scheiding is niet bekend, maar zeker is wel dat het om een amicale scheiding ging.
Smits werkte eerst verder als zelfstandig architect, maar vanaf 1929 samen met C. van de Linde die na het plotselinge overlijden van de Bazel in 1923 de bouw van diens onvoltooide gebouwen beheerde. Later associeerden de twee architecten zich. Smits voltooide in de geest van zijn vroegere leermeester het hoofdkantoor van de Nederlandsche Handelmaatschappij in de Vijzelstraat te Amsterdam. Daar verzorgde hij ook de directiekamers. Verder voltooide hij in opdracht van de textielfabrikant Sigmund Menko De Bazel’s synagoge in Enschede. In 1929 werd hij volgens een boek over Nederlandse kunstnijverheid de meest begaafde leerling van De Bazel genoemd.
Terwijl Smits zich grotendeels bleef bezighouden met het bouwen van landhuizen, herontdekte Fels daarnaast weer zijn opleiding voor industriële gebouwen. In 1918 kreeg Fels via zijn broer Jan Jacob Fels, die er eerst hoofdingenieur en later directeur was, een opdracht voor de Provinciale Gelderse Electriciteits Maatschappij (PGEM), een interne verbouwing van het hoofdkantoor ‘Kraton’ aan de Utrechtseweg 55 te Arnhem, die er echter voor zou zorgen dat Fels gaandeweg zou uitgroeien tot dé huisarchitect van deze belangrijke energiemaatschappij. Hij ontwierp een keur aan administratiegebouwen, onderstations, transformatorhuisjes en dienstwoningen. Zijn eerste grote project werd in etappes tussen 1921 en 1932, de verbouw en uitbreidingen van de bestaande oude GEB Centrale aan de Waalkade in Nijmegen, die in handen van de PGEM was gekomen. Later tussen 1933 en 1936 de monumentale Centrale Gelderland I iets verderop langs de Waal.
De gebouwde hoogtepunten van het industrieel modernisme in Nederland. In de tussentijd van 1932 tot 1938 ontwierp Fels, in samenwerking met Prof. Ir. L.R.A. Schoemaker een 8-tal gebouwen voor de NV tot Keuring van Electrotechnische Materialen te Arnhem, kortweg KEMA, op het terrein aan de Utrechtseweg 310 in Arnhem. Veel aandacht besteedde Fels ook altijd aan de inrichting en de vormgeving het interieur, met fraaie glas-in loodvensters en meubilair dat hij bij de LOV liet uitvoeren. Bij al deze projecten was zijn bouwstijl die van de Nieuwe Haagse School, een zeer ruimtelijke architectuur van horizontale en verticale lijnen en kubieke massa’s. Deze stijl was ontwikkeld door de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright en in Nederland verder ontwikkeld en gepropageerd door een generatie architecten als Hendrik Petrus Berlage, Jan Wils, Willem Dudok en Hendrik Wouda. De Hagenaar Fels heeft aan deze stijl een betekenisvolle bijdrage geleverd.
Tot 1940 werkte hij vanuit Den Haag en ontwierp toen ook zijn eigen landhuis in Garderen. Tijdens en ook na de Tweede Wereldoorlog bleef hij een autoriteit op het gebied van electriciteits architectuur. Hij ontwierp onder andere ook nog in 1949 de Merwedecentrale bij Dordrecht.
Tussen 1916 en 1935 leverden Smits en Fels als freelance medewerkers ontwerpen voor de meubelfabriek LOV. Smits’ meubelkunst kenmerkte zich door het rustige en gedistingeerde karakter van het meubilair die de klassieke invloed verraadden van zijn leermeester De Bazel.
Hendrik Fels’ ontwerpen voor de LOV waren meer ontworpen in de modernistische vormentaal van de ‘Nieuwe Haagse School’, die goed aansloten bij de architectuur van de PGEM-gebouwen. Deze meubelen waren ook beter geschikt voor serievervaardiging voor middenklasse interieurs. Fels onderscheidde zich af en toe in zijn meubelkunst door verrassende effecten. Zoals het zwarten van verschillende onderdelen van de meubelen van blank eikenhout om het lijnenspel te verlevendigen, en de slanke, zich verjongende poten van het meubilair waarbij de grens van de ‘verjonging’ soms ongewoon hoog werd opgetrokken. Dat leverde onder andere een elegant buffetje en een eetkamer tafel en stoelen set op, die meer dan eens in de vakliteratuur zijn afgebeeld.
Frederik Erens en Rob Fels.
Literatuur:
- Marcel Teunissen en Rob Fels, dubbele monografie ‘Gebroeders Fels, Architecten’, met Hendrik Fels (1882-1962) Architect BNA. ‘Van villa’s in het Westen naar Electriciteitsarchitectuur op de Veluwe’
- Clemens Verhoeven. De Centrale. 130 jaar productie van energie in Nijmegen.
- Karin Gaillard: L.O.V. 1910-1935. Een Idealistische Meubelfabriek. (Arnhem 1991)
- Gedenkboek van de Vereeniging Arti et Industriae, uitgegeven naar aanleiding van het 25-jarig bestaan. (Den Haag 1909)
- Diverse jaarboeken Vereniging VANK, 1919-1925.